Het is een bijna automatische reflex van elke ouder om kinderen te willen beschermen, zeker in tijden waarin we langs alle kanten geïnformeerd worden over vreselijke misdrijven tegen jongeren. Heidi De Pauw, directeur van Child Focus doorprikt die luchtbel: we kunnen onze kinderen helemaal niet behoeden voor het extreme kwaad. Ze schreef daarom het boek 'Geen paniek!'.
Proficiat met je boek, Heidi. Vertel er eens wat meer over?
Reeds meer dan 20 jaar werk ik als criminologe in sectoren waar slachtofferschap - vooral van kinderen - centraal staat: verdwijningen, mensenhandel, drugproblematiek, seksuele uitbuiting... Thema's waar je niet meteen vrolijk van wordt. Toch sta ik vol vertrouwen en positief in het leven, ook in de opvoeding van mijn dochter, ondertussen 18 jaar.
Ontvoering, seksueel misbruik, verslaving... het boezemt ons natuurlijk angst in maar met mijn boek wil ik toch een aantal vastgeroeste clichés ontkrachten én bovendien geef ik een aantal preventietips mee die wél werken... Vertrouwen geven, hebben en krijgen staan daarbij centraal.
Het boek is zeer persoonlijk en doorspekt met ware verhalen uit het leven gegrepen: grote en kleine problemen die ook ik meemaakte net zoals elke andere tiener, ouder of volwassene.
Waarom heb je het boek geschreven?
In interviews wordt vaak gevraagd of ik, door wat ik dagelijks hoor en zie, een angstige mama ben. Men gaat er vaak vanuit dat mijn mensbeeld behoorlijk somber is en dat ik mijn dochter onder een stolp zet, maar dat is niet zo, wel integendeel.
>> lees verder onder de foto
Toen Els van Houtekiet (de uitgeverij, ndvr) me vroeg om vanuit mijn eigen ervaring een boek te schrijven over dingen die ons allemaal bezighouden, ben ik daarop ingegaan. Met mijn boek hoop ik komaf te maken met een aantal vooringenomenheden en aan te tonen dat de wereld niet vol kwaad zit waarvoor we onze kinderen moet behoeden.
Angst en paniek zijn slechte raadgevers, vertrouwen en dialoog daarentegen zijn cruciaal. Als volwassene gaan we soms te snel voorbij aan signalen die jongeren ons geven, banaliseren we soms problemen die voor hen van levensbelang zijn en we steken al te vaak het moraliserend vingertje omhoog... we lijken soms wel aan tijdelijke amnesie te lijden en te vergeten hoe we zelf waren of zijn.
Met mijn haar verhaal wil ik een aantal taboes doorbreken en vooral mijn oneindig vertrouwen in onze jongeren, die ondanks de nieuwe uitdagingen en problemen waarmee ze offline en online geconfronteerd worden, alle kansen moeten krijgen om zich in alle vertrouwen te ontplooien, met vallen en opstaan.
Tevens is het boek een appèl aan ieder van ons, want allen samen, als samenleving hebben we een enorme verantwoordelijkheid naar onze jongeren toe. Maar ik wou ook mijn geloof in jongeren ('de jeugd van tegenwoordig') in de verf zetten met mijn boek. Elke dag word ik geconfronteerd met de veerkracht en verbetenheid van kinderen en jongeren om in soms extreem moeilijke omstandigheden terug op te staan en verder te bouwen aan een betere wereld en toekomst voor andere jongeren.
Kunnen we onze kinderen behouden voor het kwaad? Hoe doen we dat dan?
Elke ouder, elke volwassene heeft bijna automatisch de reflex om kinderen te beschermen, zeker in tijden waarin we langs alle kanten geïnformeerd worden over vreselijke misdrijven tegen kinderen. We willen dan niets liever dan onze kinderen onder een stolp zetten en hen van al dat kwaad vrijwaren.
Helaas leert de realiteit dat we tegen het extreme kwaad heel weinig kunnen beginnen en over-bescherming is dan ook niet de juiste reactie. Bovendien gebeuren de meeste misdrijven tegen kinderen binnen de vier muren van hun eigen huis of in hun vertrouwde omgeving. De vieze, perverse man met de lange jas, die uit de bosjes springt en het kind meesleurt om het te misbruiken, bestaat niet maar het is de papa, leerkracht, coach, buurvrouw die het kind kwaad berokkent.
We kunnen en moeten dan ook onze jongeren 'loslaten' en hun de vrijheid geven om met vallen en opstaan door het leven te gaan. We moeten hun leren vertrouwen te hebben, hun leren dat er risico's bestaan, maar dat ze die kunnen omzeilen, hun leren wat ze moeten doen als het fout loopt. Daarbij zijn wederzijds vertrouwen en dialoog tussen volwassenen en kinderen zeer belangrijk. Kinderen moeten van jongs af leren dat als er iets is dat hen ongelukkig maakt of waarover ze verdriet hebben dat ze steeds bij iemand terecht kunnen die zal luisteren en hen zal helpen.
Je werkte bij de preventiedienst van Binnenlandse Zaken ten tijde van de zaak-Dutroux. Hoe heeft dat jouw loopbaan bepaald?
Als jonge criminoloog volgde ik met bijzondere interesse de verdwijning van diverse meisjes in België op de voet op. Toen de zaak Dutroux losbarstte was ik even geschokt als elke andere burger. Toen voormalig en wijlen Premier Dehaene aankondigde dat er een centrum voor vermiste kinderen zou opgericht worden, wist ik dat ik daar wou gaan werken. Ik wou mijn steentje bijdragen en meebouwen aan de zo noodzakelijke verandering in de benadering en omkadering van slachtoffers en hun naasten.
Ik ben begonnen als case manager in de eerste weken van de opstart van Child Focus. We beseften al gauw dat we ook moesten inzetten op het voorkomen van verdwijningen en seksuele uitbuiting van kinderen, dus maakte ik de switch naar het nieuwe departement 'Studie en preventie'.
Wat is je mooiste herinnering binnen je werk bij ChildFocus?
Telkens we erin slagen om een verschil te maken, hoe klein ook in het leven van een kind en zijn familie of in de aanpak van de fenomenen, besef ik waarom ik elke ochtend opsta...
De viering van 20 jaar Child Focus in april dit jaar, vond ik een hoogtepunt waarbij verschillende getuigenissen van slachtoffers, partners, sponsors e.d. centraal stonden. De aanwezigheid van veel ouders van het "eerste uur" was voor mij de kers op de taart. En nu ben ik klaar voor nog vele mooie herinneringen!