Veel kinderen komen in aanraking met de dood bij het overlijden van hun huisdier. Ook personen uit de familie van kinderen sterven, zoals grootouders. Soms gebeurt het dat kinderen ook iemand uit hun naaste omgeving verliezen.
Enkele tips in een aanpak naar kinderen rond dit thema:
Praat erover met het kind. Gesprekken kunnen best lastig zijn – zeker wanneer je zelf ook verdriet ervaart – maar ze uit de weg gaan is geen goede optie. Kinderen gaan zelf op zoek naar (foutieve) informatie of fantaseren een werkelijkheid die niet bestaat.
Wees duidelijk en correct in je uitleg. Verbloem de werkelijkheid niet. Kinderen hebben recht op de waarheid, kinderen hebben recht op verdriet. Gebruik wel steeds een taal die het kind begrijpt. Geef concrete voorbeelden van wat niet meer kan: een bezoekje brengen of samen spelen.
Beantwoord vragen maar laat kinderen ook zelf op zoek gaan naar antwoorden. Op sommige vragen zijn geen (goede) antwoorden, het is ok dat kinderen ook dit leren.
Laat je eigen gevoelens zien. Moedig het kind aan ook de eigen gevoelens te laten zien en te verwoorden. Elk kind gaat op een andere manier om met de dood. Sommigen zullen vooral praktische vragen stellen (‘Waar is opa nu?’), anderen zullen een poos meer angstig zijn, woedebuien krijgen of het plots wat minder goed doen op school.
Geef aan dat je kind bij je terecht kan, ook nog in de (lange) periode na het overlijden. Wees nabij. Haal fijne herinneringen op en zorg voor een tastbaar element (bijvoorbeeld een foto) in huis. Ga langs op het kerkhof als het kind dit vraagt.
Vergelijk doodgaan niet met slapen. Het risico bestaat dat kinderen slaapproblemen gaan ontwikkelen uit angst om ‘ook dood te gaan’. Het zelfde geldt voor ‘het maken van een lange reis’.