Wanneer je kind plots een denkbeeldig vriendje heeft, is dit geen reden om je zorgen te maken. Veel kinderen hebben een fantasievriendje. Dit kan een ander kindje zijn, maar ook een dier of speelgoed dat ‘tot leven komt’. Het is volledig afhankelijk van de fantasie van het kind.
Ouders vrezen soms dat denkbeeldige vriendjes een uiting zijn van het feit dat het niet goed gaat met hun kind. Is ons kind verdrietig of ongelukkig? Mist ons kind iets? Toch is het meestal geen reden tot ongerustheid. Het vormt onderdeel van een voorbijgaande fase.
Fantasievriendjes kunnen een positieve invloed hebben op de sociale ontwikkeling van een kind. Het kan op een veilige manier sociale interacties ontdekken en ‘oefenen’.
Fantasievriendjes kunnen bestaan naast echte vriendjes. Het één sluit het andere niet uit.
Een denkbeeldig vriendje kan troost bieden op moeilijke momenten. Het kan een rots in de branding vormen tijdens een eerste schooldag, overlijden van een grootouder, echtscheiding, ...
Een denkbeeldig vriendje kan ook een poort vormen naar gesprek over dingen waarmee je kind het moeilijk heeft of bang voor is. Als het fantasievriendje bang is om naar school te gaan, bestaat er een grote kans dat je kind dit ook is.
Het kan ook helpen in hun taalvaardigheid. Onderzoek toont aan dat kinderen die een imaginair vriendje hadden later vaker een grotere leesvaardigheid hebben.
Het is een kleine moeite om als ouder het (tijdelijke) vriendje te aanvaarden en hierin mee te gaan. Als je het bestaan blijft ontkennen, gaat je kind er misschien niet meer met jou over praten. Wees wel aandachtig als je kind het gebruikt als reden om ongewenst gedrag op af te schuiven (“Nee, ik heb geen rommel gemaakt. Het was Sientje, dus zij moet het opruimen”)